Alle kinderen dezelfde kennisbasis
Een gedegen kennisbasis is het fundament voor een mooie toekomst. Maar hoe geef je kinderen die kennis op de beste manier mee? Dat is de vraag waarmee een aantal schoolbesturen, waaronder Primo, zich onder leiding van Academica al tweeëneenhalf jaar mee bezig houdt. Hun doel is om een Nederlands Kennis Curriculum op te stellen waarmee in één keer duidelijk is wat kinderen in acht jaar tijd zouden moeten leren. Dit schooljaar zijn er pilots gestart op vijftien basisscholen verspreid door Nederland. Primo-collega’s Richard Polman (Het Kleurrijk) en Vera Jongejan (De Singel) maken deel uit van het team dat het curriculum schrijft. Zij begeleiden ook de pilots op hun scholen. In dit artikel praten zij ons bij.
Door de redactie
Het Nederlands Kennis Curriculum (NKC) is ontstaan vanuit een initiatief van vier schoolbesturen en Academica in Amsterdam, een organisatie die zich richt op onderwijsverbetering en onderwijsvernieuwing. Deze partijen sloegen tweeëneenhalf jaar geleden de handen ineen om het belang van kennisoverdracht in het basisonderwijs meer onder het voetlicht te brengen.
Het uitgangspunt van het NKC is dat een gedegen kennisbasis een van de belangrijkste voorwaarden is voor een goede en kansrijke ontwikkeling van kinderen. Alle kinderen in Nederland moeten daarom de mogelijkheid krijgen om zich die kennisbasis eigen te maken. Dus ongeacht het opleidingsniveau van hun ouders, de wijk waarin ze wonen of de school waar ze op zitten. Volgens de initiatiefnemers is er nu nog te veel verschil tussen wat basisschoolleerlingen weten en leren. Onderzoek wijst uit dat een uitgeschreven kenniscurriculum ervoor kan zorgen dat die kennisbasis meer gelijk wordt getrokken.
Vera Jongejan: “Met het NKC springen we in dat gat. Er zijn nu weliswaar uitgeschreven kerndoelen, maar die zijn vaag en groot. Eigenlijk staat er niks. Gekscherend zeg ik wel eens tegen collega’s dat je ze aan het begin van groep 1 zou kunnen voorlezen en de kinderen daarna naar huis kunt sturen. Met het NKC geven we invulling aan die doelen. Daarbij richten we ons puur op de kennisvakken. Van vakken zoals spelling en rekenen blijven wij af.”
Hoe kwam het NKC tot stand?
Richard: “In de ontwikkeling van het NKC hebben we de kerndoelen als uitgangspunt genomen. Wat staat daar nou eigenlijk in? En wat is het einddoel na acht jaar basisschool? Uit die analyse zijn kernconcepten voorgekomen. Vanuit die concepten zijn we terug gaan redeneren: als we het einddoel voor ogen houden, wat moet een kind dan in welke groep hebben geleerd? Zo zorgen we ervoor dat in het curriculum een doorgaande lijn van groep 1 t/m 8 is vastgelegd.
Vervolgens zijn we aan de slag gegaan met het bepalen van de thema’s. Daarvoor hebben we eerst gekeken welke leerdoelen er zijn en hoe we die bij elkaar kunnen brengen. Daarna hebben we uitgezocht hoe we die doelen zodanig invullen dat kennis bij elkaar komt. Want wanneer je kennis clustert, ontstaan er netwerken in de hoofden van de kinderen. Ze ontdekken wat de onderlinge relatie is tussen de kennis die ze wordt aangeboden, waardoor het beter beklijft.
Straks liggen er 47 thema’s. Daarmee sluiten we ook nog aan bij de Sustainable Development Goals (de wereldwijde doelstellingen voor een duurzame ontwikkeling, opgesteld door de Verenigde Naties, red.). Alle thema’s worden gegeven in een cyclus van twee jaar. Dat betekent dat een groep per jaar zes thema’s behandelt. Die cyclus wordt om de twee jaar herhaald, zodat de leerlingen in groep 8 alle thema’s hebben behandeld.”
Vera: “Elke keuze die we hebben gemaakt, is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Ook hebben we voor de inhoud veel afstemming gehad met verschillende professoren. Alles is dus onderzocht, besproken, herzien en nog eens over nagedacht. Iedere keuze is weloverwogen gemaakt.”
Wat kun je als leerkracht verwachten?
Richard: “Straks ligt er per thema een boekje met daarin alle handvatten om het thema te kunnen invullen. Het begint met het grote idee: wat gaat er geleerd worden en waarom? Welke voorkennis hebben de kinderen nodig, en wat volgt er nadat het thema is afgerond? Dan weet je als leerkracht waar je naartoe werkt en waar je de nadruk op kunt leggen.
In het boekje vind je ook de kennisdoelen die je aan moet bieden. Er staan suggesties in over wat je de kinderen met deze kennis kunt laten doen. Bijvoorbeeld hoe je kinderen kunt laten bewijzen dat ze de kennis hebben en kunnen toepassen. Elk thema heeft ook een betekenissenkaart, waarin alle behandelde begrippen worden uitgelegd. Dit alles zorgt ervoor dat we zeker weten dat ieder kind dezelfde kennis meekrijgt.
De kennis is dus gegarandeerd, maar de rest ligt bij de leerkrachten zelf. Het is de bedoeling dat je met collega’s of je leerteam bepaalt hoe je het thema wilt invullen en hoe je de kennis overbrengt. Vanuit de kennisdoelen en toepassingsdoelen, geven jullie het traject samen vorm.”
Wat zijn de ervaringen tot zover?
Vera: “Dit schooljaar zijn er verspreid over Nederland pilots gestart. Bij Primo doen Het Kleurrijk, De Singel en Het Windas mee. De pilot staat echt ten dienste van het NKC en is ervoor bedoeld om antwoord te krijgen op de vragen die we nog hebben: is er iets dat nog anders moet? Zijn er onderdelen die een andere insteek vereisen? Hoe pakken de leerkrachten het op? Werken met het NKC is toch iets heel anders dan een les geven van een methode, zoals Brandaan of Argus Clou. De Singel start na de voorjaarsvakantie, maar Het Kleurrijk heeft het eerste thema nu afgerond. Daar hebben we al veel feedback op gekregen.”
Richard: “Zeker in het begin is het best een pak werk. Ik merk bij collega’s dat ze de lat heel hoog leggen. Ik geef ze dan mee dat het niet altijd perfect hoeft te zijn. Ze willen het graag heel goed doen. Ook als dat betekent dat ze in het weekend moeten doorhalen. Die inzet is natuurlijk heel mooi, maar het moet geen energie-slurper worden. Dan is het straks niet leuk meer en dat is niet de bedoeling. Het mooie is wel dat een thema een volgende keer op de drive staat wanneer het eenmaal is voorbereid. Het vervolg is dus makkelijker, dan hoef je al die voorbereiding niet opnieuw te doen.
De kinderen op onze school reageren ook goed op de pilot. Ze werken aan één overkoepelend thema, daar gaan ze elke dag mee aan de slag. En dat heeft dan ook weer verband met wat je vorige week deed. Zij merken dat alles met elkaar te maken heeft. Daardoor staan de kinderen erg positief tegenover de lessen.
In mijn groep hebben we het nu bijvoorbeeld over Greta Thunberg. Daar hebben we samen met collega’s een mooie tekst van gevonden. Daarmee gaan we dan aan de slag in Close reading lessen. Heel mooi dat we die kunnen gebruiken, want door de kennis die de kinderen opdoen heeft de tekst meer betekenis. Je merkt ook dat het als leerkracht veel gaver is om teksten uit te zoeken. Het geeft je meer drive om overal teksten vandaan te halen. Als collega’s iets tegenkomen sturen ze tegenwoordig ook door met de boodschap: ‘Hé, dit is misschien wel wat voor jullie!’ Dat komt omdat je in hoofdlijnen allemaal met hetzelfde onderwerp bezig bent.
Vera: “En wat ook mooi is… Als kinderen thuis aan tafel vertellen wat ze op school hebben gedaan, kan een jonger broertje of zusje erover meepraten omdat hij of zij er ook in de klas mee bezig is. Dan gaat het thuis ook meer leven. Daarmee bereik je veel meer dan wanneer je een keertje een les over de Europese Unie geeft en daar vervolgens niets meer mee doet.”
Je bepaalt als team de standaard
Vera: “Dat je alleen een kader hebt om je lessen verder mee uit te werken, kan mensen ook onzeker maken. Op De Singel zitten we nu in de ontwikkelfase van de lessen. Eén van de deelonderwerp is de Nederlandse staatsinrichting. Dan merk je als leerkracht soms dat je ook nog meer kennis nodig hebt om daaromheen een echt goede les te kunnen ontwerpen.
Een leerkracht vroeg mij bijvoorbeeld: ‘Ik vind de vrijheid en mogelijkheden van het NKC supertof. Maar wie controleert of we het goed doen?’ Maar dat is de clou, dat doe je samen. Je bepaalt als team met elkaar de standaard. Natuurlijk baseer je je daarbij wel op feiten. We weten hoe een goede les is opgebouwd en hoe kinderen leren. De uitvoering hangt daarom ook samen met de visie op leren van de school.
Tijdens het ontwerpen van de lessen ervaren leerkrachten soms een bepaald onvermogen of een gebrek aan kennis. Het is belangrijk dat we dat meenemen in de evaluatie. Tegelijkertijd merk je dat door het NKC niet alleen het kennisniveau van de kinderen stijgt, maar ook dat van de leerkrachten. Dat hebben de ontwikkelaars van het NKC zelf ook ervaren in de afgelopen tweeënhalf jaar.”
Hoe nu verder?
Vera: “Komende tijd wordt aan de hand van online vragenlijsten alle feedback opgehaald. Die wordt verwerkt door de ontwikkelgroep van het NKC. Het doel is nu echt om het product te verbeteren. Dus puur om te zien: dat wat je nu in handen hebt, heb je daar wat aan? Dat helpt ons om het NKC verder te ontwikkelen. Aan het einde van het schooljaar willen we een versie 1.0 afleveren.”
Richard: “Voor mij staan de dinsdagen zoveel mogelijk in het teken van het afmaken van de thema’s. Als dat gedaan is, dan is het voor mij klaar. Ondertussen ben ik op school bezig met het ervoor zorgen dat collega’s positief tegen het NKC aankijken. En met het opstarten van de tweede pilot.”
Vera: “Wij hopen dat meer scholen zich gaan opgeven om ook met het NKC te gaan werken en enthousiast worden. Door het NKC breed te verspreiden willen we kinderen kansengelijkheid gaan bieden, zodat geen enkel kind met een achterstand naar de middelbare school gaat. Maar ook dat ze als volwaardig burger aan de maatschappij deel kunnen nemen. Dus dat ze wanneer ze een brief van de gemeente krijgen, begrijpen waar die over gaat en ze de informatie in een bredere context kunnen plaatsten. Dat ze snappen dat ze zelf een rol spelen in die maatschappij. Sommige kinderen staan al met 0-1 achter als zij geboren worden. Wat is het dan mooi als we ze met deze kennis een enorme positieve boost kunnen geven!”